13

==

I can’t help myself... I love you and nobody else...’ Sandra was gewoonlijk niet iemand die ’s morgens haar bed uit sprong, maar deze dag was ze in een uitstekend humeur en zong ze een liedje dat ze niet uit haar hoofd kreeg. Mike had gebeld terwijl ze gisteravond bij Lorna was en ingesproken of ze vanavond meeging naar Cosmos voor de karaokeavond.

Ze zou never nooit niet voor een groep mensen gaan staan en ádemhalen, laat staan zingen, maar ze wilde best wat martini’s drinken met Mike. Met Mike was ze bijna overal voor in.

Hoe had ze al die jaren niet aan hem kunnen denken? En, belangrijker, hoeveel mazzel had ze wel niet dat hij in haar leven was gekomen toen ze hem het hardst nodig had?

‘... no matter how I try, my love I cannot hide...’ Ze startte haar computer op en danste de kamer door om de telefoon te pakken en Mike terug te bellen. Ze kreeg zijn voicemail en liet een boodschap achter. Daarna belde ze Helenes kapster. De eerste afspraak die ze kon krijgen was over een maand. Ze speelde met de gedachte om een ander te vragen, maar het groene haar had haar toch wel wat geluk gebracht. Als ze gewoon in de massa was opgegaan, zou Mike haar die avond nooit opgemerkt hebben.

Bovendien vond hij het leuk.

Dus... oké. Ze zou het iets langer zo houden. Waarom niet? Ze keek toch niet vaak in de spiegel, dus hoefde ze er zelf niet tegenaan te kijken.

Ze ging achter de computer zitten en begon te surfen. Sandra had zo haar vaste sites; e-mail, Zappos, Poundy.com, Washingtonpost. com, eBay, en meestal minstens twee of drie Google-zoekopdrachten over wat de avond ervoor maar haar interesse had gewekt.

De laatste tijd had ze Mike Lemmington nogal vaak gegoogled. Hij had op de universiteit een of ander academisch succes behaald waar nog steeds iets over op de site stond, en op de website van zijn reclamebureau stond een korte biografie met een piepklein fotootje erbij. Ze keek veel naar dat fotootje. Als ze niet zo bang zou zijn dat hij het ergens zou zien liggen, zou ze het geprint hebben.

Ze maakte haar routine af en deed daarna wat ze op woensdag altijd tot het laatst bewaarde; ze ging naar de badkamer, plaste, trok al haar kledingstukken uit inclusief eventuele haaraccessoires en ging op de weegschaal staan. Ze moest het één keer per week doen en dat was op woensdag om zichzelf een redelijke hoeveelheid tijd te gunnen van een mogelijk dikmakend weekend te herstellen. (Eenzame vrijdag- en zaterdagavonden resulteerden vaak in de consumptie van lege calorieën.)

Ze haalde diep adem en stapte op de weegschaal. Het was altijd vreselijk om het getal te zien. Zeker omdat het de laatste tijd niet zo erg naar beneden was gegaan, áls het al naar beneden ging. Twee weken geleden was ze zelfs een kilo aangekomen en vorige week had ze de gedachte erop te gaan staan helemaal niet kunnen verdragen.

Maar deze week was het anders. Ze was vrolijk. Opgewonden. Optimistisch. Jee, wanneer zou ze dat voor het laatst hebben kunnen zeggen? Dus stond ze op de weegschaal te wachten tot die op een getal uit kwam.

Ze was twee kilo afgevallen.

Twee kilo! Ze stapte van de weegschaal af, liet hem terug naar nul gaan, en stapte er weer op. Hetzelfde resultaat. Twee kilo lichter.

Ze kon het niet geloven. Ze wist dat ze niet meer zoveel aan eten had gedacht, maar dit? Dit was een verrassing.

Ze trok haar kleren weer aan en keek even naar de weegschaal, bijna zelfverzekerd genoeg om er met kleren en al op te gaan staan.

Maar dat was te veel van het goede. Ze schoof hem weer onder de wasbak en beloofde zichzelf vol te houden en er pas volgende week weer op te gaan staan.

Toen alles netjes was en klaar voor die avond, ging Sandra aan het werk. Ze belde het centrale nummer en logde in, waarna ze op het eerste telefoontje wachtte terwijl ze naar een ochtendtalkshow keek waar twee vrouwen op de vuist gingen om een lange dunne gozer met een bleek perzikachtig donsplukje op zijn kin.

Het duurde niet lang voordat er een telefoontje binnenkwam.

‘Penelope,’ zei hij, zijn stem klonk schor en hij mompelde onduidelijk. ‘Pen... el... o... peeeee. Ik ben geil, schatje.’

‘Hoi, schat,’ koerde ze. ‘Hoe heet je?’

‘Noem me maar Hete Hengst...’ Hij lachte lang om zijn eigen grapje; voor minstens anderhalve dollar. ‘Snap je? Ik heb net zo’n lange...’ Hij moest weer lachen.

Goed zo. Met een beetje geluk was dit een gevalletje dranklul die er heel lang over zou doen om bevredigd te raken. Ze kon het geld gebruiken om schoenen voor Mike te kopen. Op dat gebied was hij rampzalig onopgeleid en onderbevoorraad.

Ze giechelde voor hem. ‘Je bent grappig!’

‘O, zo heb ik er nog een heel stel.’

Hij stak van wal met een litanie van grove woordgrappen, de een na de ander, terwijl de dollars op zijn telefoonrekening richting de tien gingen, de twintig... Uiteindelijk hield hij op en zei: ‘Volgens mij moet jij tegen míj praten. Maak me geil, schatje. Ik wil je voelen. Praat tegen me, Pen-el-o-pee...’

Sandra leunde achterover op de bank, legde haar voeten op de salontafel en zei: ‘Ik draag zwarte lakleren lieslaarzen...’

Het was een goede dag. Een héél goede dag. Ze wist niet wat er zo speciaal aan deze woensdag was dat er zoveel mannen heet en geil waren, maar om drie uur had ze een goede zes uur op de teller. Meer dan genoeg om naar Ormond’s te gaan en dat paar vale suède Hogans te halen die ze dacht dat Mike perfect zouden staan. Niet zo gewoontjes dat ze er goedkoop uitzagen, maar ook niet echt formeel, dus de Hogans waren de perfecte, elegante keuze.

Toen ze op de schoenenafdeling kwam, was Luis er natuurlijk aan het werk. Ze had hem nooit vergeven voor de kille neerbuigende manier waarop hij haar de eerste keer dat ze daar kwam had behandeld. Alsof hij na het werpen van één blik besloten had dat ze eigenlijk op zoek was naar de tweedehandswinkel verderop in de straat.

Hun praatje en daaruit vloeiende aankoop hadden blijkbaar geholpen om haar niet te vergeten, want toen hij haar zag trok hij zijn wenkbrauwen op en sprak haar met haar naam aan. ‘Mevrouw Vanderslice. Wat hebben we u een tijd niet gezien! Maar het is altijd een genoegen,’ voegde hij er snel aan toe.

Niet altijd, wist ze nog.

‘Ik ben op zoek naar een paar Hogans voor mijn vriend,’ zei ze. Hoewel ze alleen de term ‘vriend’ gebruikt had omdat het korter was dan ‘een jongen die ik ken en met wie ik een relatie hoop te beginnen’, klonk het wel goed.

Vriend. Ze had nooit echt een vriend gehad, dus een deel van haar zat nog in de brugklasmentaliteit van het uitproberen van ‘volwassen woorden’ om te zien hoe dat was.

‘Hogans,’ zei hij, en er schitterde een klein lichtje in zijn oog. ‘Goede keuze. Ik ben er zelf gek op. Welke maat heeft uw vriend?’ Iets in de manier waarop hij het vroeg gaf haar het gevoel dat hij sceptisch was over hun relatie, maar dat kon ook haar verbeelding zijn.

‘Hij draagt maat 44.’ Terwijl ze deed alsof ze naar het toilet moest had ze in zijn kast gekeken toen ze een keer onderweg naar Stetson’s langs zijn appartement waren gegaan.

Luis knipte in zijn vingers en wees naar haar. ‘Weet u, we hebben net een paar Zenders binnengekregen. Ik denk dat die u nog meer zullen aanstaan dan de Hogans. Ga even zitten, dan haal ik er een aantal om uit te kiezen.’

‘Bedankt.’ Ze ging zitten en schrok op toen hij vroeg: ‘Wilt u een kopje koffie?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, bedankt.’

‘Thee? Iets anders?’

Om de waarheid te zeggen vond ze zijn overdreven gretige benadering van haar nu vreselijk, maar ze zou hem er niet op aanspreken. In plaats daarvan probeerde ze gewoon te doen alsof ze erboven stond. ‘Niets, bedankt.’

Luis snelde weg en was binnen een paar minuten weer terug met vijf dozen. Hij zette ze neer en haalde de deksels eraf, terwijl hij Sandra vertelde: ‘De Zenders zijn iets van honderd dollar duurder dan de Hogans, maar aan stijl kun je geen prijskaartje hangen, toch?’

Sandra glimlachte beleefd.

Hij zette de schoenen vakkundig neer, zodat ze ze van hun beste kant zag. ‘De kleur van deze Bruno Magli’s is schitterend, daarover zult u het wel met me eens zijn.’ Hij zette een paar in een rijke, donker bordeauxrode kleur neer.

Ze moest toegeven dat ze mooi waren. Maar te netjes. ‘Mijn vriend – mijn partner – moet veel lopen op zijn werk, en ik denk dat die iets te netjes zijn. Hogans lopen zo fijn.’

‘Zeker.’ Luis verplaatste de dozen zodat de Hogans dichter bij Sandra stonden. Hij zorgde er ook voor dat het duurste paar vooraan stond. ‘Wat doet hij? Je partner?’

‘Hij zit in onroerend goed.’

Luis knikte zonder echte belangstelling. ‘Deze zijn perfect voor iedere kritische man.’ Hij schoof het duurdere paar haar kant op.

Expres pakte ze zelf het goedkopere paar op. Die vond ze ook eigenlijk mooier.

‘Luis!’ Een oudere vrouw die Sandra nooit eerder had gezien kwam uit het achterkamertje. ‘Javier aan de telefoon. Alweer.’

‘Zeg maar dat ik terugbel,’ snauwde Luis. Daarna, nadat hij zich misschien gerealiseerd had hoe hij klonk, legde hij uit: ‘Ons beleid is dat we klanten nooit alleen laten.’

Dat vond Sandra vreemd. ‘Ik red mezelf wel even als je een telefoontje moet plegen.’

‘Nee, nee.’ Hij zuchtte vermoeid. ‘Het is een nieuw beleid.’ Daarna voegde hij er op vertrouwelijke toon aan toe: ‘Vanwege wat er met de vrouw van de senator is gebeurd.’

‘Sorry, waarom?’ Ze kon zich niet voorstellen wat er met de vrouw van de senator was gebeurd dat Luis ervan weerhield een telefoontje aan te nemen. Had ze een of ander vreemd ongeluk gehad toen er niemand bij haar in de buurt was? Was ze misschien aangevallen door een paar krokodillenleren pumps?

‘Ik mag er eigenlijk niet over praten,’ zei Luis, met een stem van iemand die ‘er’, wat het dan ook was, al herhaaldelijk over gepraat had. En die niet van plan was daarmee op te houden. ‘Maar ú kan ik wel vertrouwen.’

Sandra had al zo onaangenaam veel geheimen van mannen gehoord in haar leven dat de woorden ‘u kan ik wel vertrouwen’ haar er onmiddellijk op wezen dat hij haar iets ging vertellen wat ze waarschijnlijk helemaal niet wilde horen. ‘Ik wil niet dat je problemen krijgt,’ begon ze. ‘Echt, je hoeft het niet...’

‘Ze is betrapt op diefstal!’ Hij perste zijn lippen op elkaar en knikte, terwijl hij naar Sandra’s reactie keek.

‘Wie?’ Sandra kon het even niet volgen. Had ze iets gemist? Luis wilde haar toch niet vertellen dat een of andere senatorsvrouw...

‘De vrouw van de senator,’ zei Luis zogenaamd fluisterend. Zijn pret was overduidelijk. ‘Helene Zaharis.’

***

Het feest was verschrikkelijk.

Dat gold natuurlijk voor de meeste politieke fundraisers, maar deze vond plaats in het huis van de controversiële familie Mornini – over wie het gerucht ging dat ze bij de georganiseerde misdaad betrokken waren, hoewel Helene dat betwijfelde – wat de dingen minder saai zou moeten maken.

Misschien was ze gewoon te moe om het op prijs te stellen. Zij en Jim zouden vast snel weggaan. Het was al... Helene zocht naar een klok en zag er een op de schoorsteenmantel staan. Kwart over acht? Was het nog zó vroeg?

Lieve hemel, ze was ervan overtuigd dat het al over elf uur was.

Om wat van haar vermoeidheid kwijt te raken liep ze naar de bar en bestelde haar vierde Red Bull van de avond. De cafeïne zou waarschijnlijk over een paar uur pas op volle kracht gaan werken, rond de tijd dat ze naar bed ging.

‘Nog eentje, graag,’ zei ze tegen de barman. Ze schudde haar hoofd en glimlachte erbij. ‘Maak er maar een dubbele van.’

Hij glimlachte charmant terug, pakte een blikje en schonk de inhoud in een laag kristallen glas.

‘Hemel, jij ziet er net zo verveeld uit als ik me voel!’

Helene draaide zich om en zag Chiara Mornini, de beeldschone, tengere, jonge Italiaanse vrouw van de patriarch – en zeventiger – Anthony. Ze hadden elkaar nooit ontmoet, maar Chiara’s foto dook regelmatig op in het stijlkatern van de Washington Post en in het tijdschrift Washingtonian.

‘Chiara Mornini,’ zei Chiara, en ze stak een gemanicuurde hand uit.

‘Helene Zaharis,’ zei Helene, en ze dacht dat ze iets over Chiara’s gezicht zag gaan. Ze kon alleen maar hopen dat het niet was dat Jims politieke standpunten haar niet aanstonden. ‘Sorry als ik er verveeld uitzie, ik ben alleen maar moe.’ Meestal kon ze een beter pokergezicht opzetten.

‘O, lieverd, dit ís saai,’ zei Chiara lachend. ‘We doen gewoon wat we moeten doen, voor de mannen.’ Ze liet een kwinkelerende lach horen.

‘Het betaalt de rekeningen,’ grapte Helene, waarna ze een stap zette en een beetje wankelde. Fout. Dat was veel te vrijpostig. Ze moest wat koffie binnenkrijgen voordat ze zichzelf voor schut zette en, de hemel verhoede het, Jim.

Maar Chiara zag er niet uit alsof het haar ook maar iets kon schelen. Helenes misstap vestigde eigenlijk alleen maar Chiara’s aandacht op haar voeten. ‘Wauw, zijn dat Stuart Weitzmans?’

Helene keek haar verrast aan. ‘Ja. Goed gezien.’

‘O, ik ben dól op zijn schoenen! Ik had Anthony bijna overgehaald om zijn met diamanten bezette Assepoestersandaaltjes te kopen, maar hij vond twee miljoen te veel voor een paar schoenen.’ Ze zuchtte. ‘Dat legt hij zo neer voor een ketting, maar niet voor schoenen. Ik kon hem er niet van overtuigen dat het hetzelfde is, ook al droeg Alison Krauss ze nota bene naar de Oscars.’

Zelfs Helene zou er moeite mee hebben om dat voor zichzelf te rechtvaardigen, maar ze bewonderde Chiara’s houding. ‘Dat zie ik mijn man ook niet doen.’

‘Ze begrijpen het gewoon niet, hè?’

O, er was zoveel wat Jim niet begreep. ‘Nee,’ zei Helene alleen maar.

‘Dus... je bent een schoenenfanaat?’ vroeg Chiara.

Helene lachte. ‘Ik zou het eerder verslaafde noemen.’

Chiara glimlachte. ‘Ik wist het! Zodra ik je zag wist ik dat we iets gemeen hadden. En vast nog wel meer. Trouwens,’ Chiara zweeg even, en fluisterde daarna: ‘kom even met me mee naar boven. Ik wil je iets laten zien.’

Helene wierp een onzekere blik in Jims richting.

‘O, ja, natuurlijk wordt hij boos. Anthony ook. Pech.’ Uit spontane camaraderie nam Chiara Helene bij de arm. ‘Als ze willen dat we blijven, moeten ze volgende keer maar een paar mooie knappe jongens inhuren voor ons om naar te kijken.’

Helene mocht deze vrouw wel.

Ze liepen de trap op, een vergulde hal door die sierlijker was dan Helene ooit buiten een kerk gezien had, en Chiara leidde haar door een rode kamer met een enorm rond bed met rode satijnen lakens naar wat een grote lege kamer leek met aan alle kanten deuren.

‘Wat is dit?’ vroeg Helene, terwijl ze bedacht hoe heerlijk dat bed eruit had gezien en hoe graag ze een dutje zou willen doen.

‘Dit? Mijn kast.’ Chiara liep parmantig naar een van de deuren toe en trok hem open.

Lampen sprongen aan in het kleine kamertje en onthulden van de vloer tot aan het plafond schuiflades met dozen erin.

Schoenendozen.

Op elke doos zat een label met een gecatalogiseerd nummer. Chiara liep rechtstreeks naar C-P-4 en haalde er de mooiste sandalen met T-bandjes en hoge hakken uit die Helene ooit gezien had.

‘Moet je deze zien, lieverd. Je gelooft je ogen niet.’

‘Ze zijn prachtig,’ zei Helene, en dat was nog zacht uitgedrukt. Ze draaide de schoen om in haar hand om hem te bekijken alsof het een kunstwerk was.

De schacht was een elegante waterval rustend op een hak die zo voortreffelijk van vorm was dat hij van kristal gemaakt kon zijn. Het leer was zo zacht en soepel als lakens van Egyptisch katoen.

Helene zocht naar een label of zelfs maar een stempel, maar er stond niks in.

‘Waar heb je deze vandaan?’ vroeg ze.

Chiara glimlachte en trok een wenkbrauw op. ‘Mijn neefje, Phillipe Carfagni.’

‘Neefje?’ Chiara kon niet veel ouder dan zes- of zevenentwintig zijn. Hoe oud was dat neefje dan?

Chiara haalde haar schouders op. ‘Hij is van mijn leeftijd. Mijn vader is eerder getrouwd geweest, zie je. Mijn zus, uit zijn eerste huwelijk, is al van middelbare leeftijd.’

Wat een hoop verklaarde over Chiara’s echtgenootkeuze. Chiara’s vader was waarschijnlijk van Anthony’s leeftijd.

‘Maar goed, mijn neefje maakt dus deze schitterende schoenen. Pas ze maar eens.’

‘Welke maat is het?’

‘O, natuurlijk. Je hebt een grotere maat.’ Chiara klakte met haar tong. ‘Jammer hoor, want ze geven je het gevoel alsof piepkleine handjes je voeten strelen.’

Helene lachte om dat beeld. ‘Waar verkoopt hij ze?’

Chiara schudde het hoofd. ‘Nergens. Nog niet, ten minste. Ik weet pas net van zijn talent, en Anthony...’ Chiara onderbrak zichzelf om een korte sliert staccato Italiaanse woorden van haar tong te laten rollen. ‘Anthony wil de inspanningen van de jongeman niet ondersteunen. Het zou natuurlijk een geweldige investering zijn...’ Ze gebaarde naar de schoenen. ‘... zoals je kunt zien. Maar Anthony... Ik denk dat hij jaloers is. Phillipe is heel jong, en knap.’

Helene wilde plotseling niets liever dan een paar van Phillipes schoenen in haar maat. Ze hoefden niet per se comfortabel te zijn; ze waren mooi genoeg om heel wat pijntjes en kwaaltjes goed te maken.

Zo was het altijd bij haar, al sinds ze klein was. Als iemand haar zei dat ze iets niet kon hebben, zette ze alles op alles om hun ongelijk te bewijzen. Om het te hebben, wat het ook was.

Zo was ze gekomen waar ze nu was; door haar vader, een man die haar had gezegd dat ze ‘nooit iets zou voorstellen’, te bewijzen dat ze alle materiële dingen kon krijgen die ze wilde.

Het maakte niet uit dat haar vader overleden was, dat hij al lang weg was voordat ze vertrok.

Ze had het hem maar mooi bewezen.

En nu moest ze Jim ook iets bewijzen.

Toen ze van het feest naar huis reden sprak ze hem aan over het idee in Phillipes ontwerpen te investeren.

Door zijn ruwe beantwoordende lach liet hij haar weten dat hij niet onder de indruk was van haar voorstel. ‘Echt iets voor jou om op het idee te komen om geld te verdienen met schoenen.’ Hij keek haar even aan vanaf de bestuurdersstoel en de straatverlichting flitste zo snel langs zijn gezicht dat ze zijn uitdrukking niet goed kon interpreteren. ‘Dat bewonder ik in je, echt.’

‘Dat moet ook. Je hebt vast liever dat ik geld aan schoenen verdien dan eraan besteed.’

‘Of ze steelt,’ voegde hij eraan toe.

Dat deed pijn. Hij zou het haar nooit laten vergeten. Dat wisten ze allebei. ‘Dat is niet eerlijk,’ zei ze tegen hem.

‘Het is gewoon de waarheid, schat.’ Hij legde zijn hand op haar bovenbeen. ‘Je weet dat ik altijd eerlijk ben.’

Ze dacht aan de schaamhaar tussen Pams tanden een paar weken geleden en wilde dit gesprek niet verder voeren. Ze kon hem misschien overhalen het plan te steunen, maar ineens bedacht ze dat ze helemaal niet wilde dat hij de vruchten van dit plan plukte.

Ze ging het zelf doen.

***

‘Het ruikt hier vreemd!’ zei Colin Oliver zo luid dat een aantal klanten van de Goodwill-uitdragerij hun hoofd omdraaiden.

‘Colin!’ fluisterde Joss hard. ‘Dat is niet aardig.’

Hij zette zijn handen in zijn zij en kreeg het op de een of andere manier voor elkaar op Joss neer te kijken terwijl hij naar haar op keek. ‘Mijn moeder zegt dat je beter eerlijk kunt zijn dan aardig.’

En dat was Deena Oliver in een notendop. Ze opteerde voor zelfbevredigende ‘eerlijkheid’ in plaats van rekening te houden met gevoelens van anderen, en gaf zichzelf er vervolgens een schouderklopje voor.

Weer wilde Joss dat ze de Olivers had leren kennen voor ze ervoor getekend had een jaar bij ze te gaan wonen.

‘Het is óók belangrijk om aardig te zijn,’ zei Joss, die een gooi deed naar diplomatie in plaats van het kind te vertellen dat zijn moeder ongelijk had. ‘En het is al helemaal belangrijk om beleefd te zijn.’

Colin haalde zijn schouders op. ‘Het stinkt hier.’

‘Ja,’ was Bart het met hem eens, en hij kneep zijn neus dicht.

‘We zijn hier zo weer weg.’ Joss nam beide jongens bij de hand en sleepte ze de winkel door naar de achtermuur, waar ze planken met schoenen en schoenendozen zag.

De jongens protesteerden de hele weg en maakten zo’n heisa dat mensen waarschijnlijk dachten dat ze hen ontvoerde. Ze had ernstig de neiging om een akkoordje met ze te sluiten, maar kon de gedachte ze voor dit gedrag te belonen niet verdragen.

Ze kon er niet aan meewerken zo’n persoon in deze wereld los te laten. Deena zou in haar eentje al genoeg schade aanrichten; Joss moest zich aan haar principes houden.

Ze kwam bij de schoenen aan, en ja, het rook er inderdaad een beetje onplezierig. Erger nog, de schoenen waren gewoon op de planken gegooid zonder acht op de maat of het geslacht van de drager te slaan.

Dit kon nog wat worden.

Gelukkig was er zo’n zes meter bij de schoenen vandaan een speelgoedsectie, dus sleepte ze de protesterende jongens daarnaartoe en liet ze allebei een levensgevaarlijk speeltje dat vol bacteriën zat uitkiezen om naar te kijken terwijl zij zich door de schoenen werkte.

Colin nam een kortegolfradio met een kapotte antenne en Bart een pez-snoephouder in de vorm van Tweety, waar nog een paar oude stukjes oranje snoepjes in vastzaten.

Best. Zolang het ze maar een paar minuten bezighield, was Joss helemaal voor.

Ze haalde een lijstje uit haar zak. Voordat ze hierheen ging had ze de namen van de betere schoenontwerpers geprint. Verrassend genoeg was het niet moeilijk om designerschoenen te vinden. Maar ze in maat 38 en in redelijke conditie vinden was een grotere uitdaging. De meeste zolen waren versleten, soms helemaal door. Hakken afgebroken, sleets leer, riempjes verbogen.

Na vijfentwintig minuten hard zoeken had Joss één ongeschonden Gucci-pump gevonden. Het was de juiste maat, maar er was er maar eentje van.

‘Sorry,’ zei ze tegen een langslopende medewerker, een moe uitziende vrouw met haar dat bij de punten roodbruin was en zwart bij de wortels. ‘Weet u misschien waar de andere is?’

‘Daar staan de schoenen,’ antwoordde ze, slapjes naar de muur met schoenen gebarend.

‘Dat weet ik, maar ik vond er hier maar één van en ik vroeg me af of u wist waar ik de andere kan vinden.’ Joss fronste haar wenkbrauwen. ‘Jullie zouden toch niet maar één schoen neerzetten?’

‘Nee, dat doen we niet. Tenzij het een medische schoen is of zo.’

Joss vroeg zich af wat dat betekende maar had geen tijd om het te vragen. ‘Dus de andere moet hier ergens zijn?’

‘Dat zou wel moeten.’ Ze haalde haar schouders op en streek haar paarse haar naar achteren. ‘Tenzij iemand hem gestolen heeft.’

Joss dacht erover na om te vragen of er onlangs een eenbenige vrouw met een dure smaak in de winkel was geweest, maar de ogen van de verkoopster werden groot toen ze naar iets achter Joss keek.

‘Is dat uw kind?’ vroeg ze. ‘Volgens mij is er iets aan de hand.’

‘Wat?’ Joss draaide zich om en zag Bart lijkbleek en met uitpuilende ogen naar zijn hals grijpen. ‘Jezus!’ Ze rende naar hem toe. ‘Bart! Wat is er?’

Hij gaf geen antwoord. Hij maakte geen geluid. Hij bleef bang kijken en kreeg een angstaanjagende blauwe kleur.

Toen zag Joss de pez-houder, zonder Tweety’s kop, op de grond liggen.

‘Stik je?’ Ze hapte naar adem en zonder op antwoord te wachten draaide ze hem snel om en paste de Heimlichgreep op hem toe.

Er gebeurde niets.

Het werkte niet.

‘Colin!’ riep ze, waarmee ze de aandacht van de jongen van het verbuigen van zijn antenne af haalde. ‘Pak mijn mobiel uit mijn tas. Bel 911.’

‘Waarom?’

‘Allemachtig, Colin, dóé het gewoon!’ Ze klemde haar handen steviger in elkaar en duwde ze weer in Barts maag.

Nog steeds niets.

Joss voelde enorme angst over zich heen spoelen. Colin leek in slow motion te bewegen en de verkoopster die erop gewezen had dat er iets met Bart was, stond daar maar te kijken.

‘Bel dan verdomme een ambulance!’ schreeuwde Joss naar haar, terwijl ze uit angst en woede hard stootte.

Deze keer liet Bart een lage, bijna onmenselijke hoest horen en vloog de plastic kop van Tweety zijn mond uit en schoot tegen een stenen pilaar zo’n drieënhalve meter verderop.

Bart kuchte en hapte naar lucht.

‘Gaat het nu weer?’ Joss knielde voor hem. ‘Kun je ademhalen? Zit er niets meer in je keel?’ Ze wist dat hoesten een goed teken was. Zolang hij hoestte, kreeg hij lucht.

Uiteindelijk werd het hoesten iets minder en keerde langzaam de kleur op Barts wangen terug.

‘Kun je ademhalen?’ vroeg Joss hem weer.

Hij knikte naar adem snakkend met een mond die net zo bewoog als die van een vis.

‘Oké.’ Ze trok hem naar zich toe. ‘Het is goed. Blijf maar rustig.’ Hem tegen haar snel kloppende hart drukken hielp vast niet erg om hem te kalmeren.

‘Ik was bang,’ zei hij met een stemmetje dat zo klein en kwetsbaar klonk dat ze het gevoel had dat haar hart brak.

‘Het is nu weer goed. Ik moet even kijken of er niks meer in je keel zit, oké?’ zei ze tegen hem. ‘Dus blijf hier. Haal diep en goed adem. Ik ga alleen even het speeltje pakken, goed?’

Hij knikte en ze pakte de onderkant van de pez-houder op en ging op zoek naar de bovenkant, waarbij ze elke tweeënhalve seconde achterom keek naar Bart om zich ervan te verzekeren dat hij nog ademde en roze was.

Ze wist welke kant het plastic ding op was geschoten en dat het de pilaar geraakt had, dus zocht ze daar tot ze het zag liggen achter een versleten oorfauteuil die naar sigaar rook.

Joss liet zich op handen en voeten zakken en stak haar hand onder de stoel om de Tweetykop te pakken, maar ze voelde eerst iets anders, iets hards met een laag stof erop. Ze trok het eronder vandaan.

De andere Gucci-pump.

Maar ze had nu geen tijd om hem te bekijken, dus stak ze haar hand weer onder de stoel, probeerde dotten stof te negeren en voelde eindelijk de kleine, harde plastic kop.

Hij zat onder het stof, maar paste wel perfect op het andere deel. Gelukkig. Er waren geen plastic splinters onderweg naar Barts longen of darmen.

Ze liet zich even tegen de pilaar zakken, opgelucht maar uitgeput door de belevenis.

‘Mevrouw.’

Joss keek op en zag de verkoopster voor haar staan. ‘Ja?’ Ze hoopte niet dat de vrouw er grote ophef over zou gaan maken dat Joss een held was of zo. In Felling zou zoiets in de krant komen, en in het middelpunt van de belangstelling staan was wel het laatste wat Joss wilde.

Haar zorgen waren nergens voor nodig.

De vrouw wees naar de plastic Tweety die ze nog in haar hand had. ‘Daar moet u wel voor betalen.’